Articulatie omvat de uitspraak van spraakklanken. De beweging van de verschillende articulatoren (lippen, kaak, tong, huig, verhemelte,...) zorgen ervoor dat we klanken kunnen uitspreken. De verschillende klanken ontwikkelen zich stapsgewijs. Bepaalde klanken, zoals klinkers, ontwikkelen zich vroeg in de ontwikkeling. Andere klanken, zoals s en r, ontwikkelen zich later. Een probleem in de spraakontwikkeling kan ervoor zorgen dat de persoon minder verstaanbaar is voor zijn omgeving.
Soms loopt de uitspraak van één of meerdere klanken fout. De klank wordt dan foutief gevormd, weggelaten of vervangen door een andere klank. We spreken dan over een fonetische articulatiestoornis. Een voorbeeld van een fonetisch probleem is interdentaliteit, in de volksmond ook wel "lispelen" genoemd.
In andere gevallen verloopt de productie van de klanken correct maar treden er problemen op in de betekenistoekenning van de verschillende klanken. Het verschil tussen bepaalde klanken wordt niet gemaakt. Spraakklanken worden dan niet op een correcte manier gebruikt om woorden te vormen. Kinderen gaan vereenvoudigingsprocessen toepassen en zo wordt hun uitspraak minder verstaanbaar.